Leithen A – AAS B

Volop spanning bij Leithen A – AAS B

Wedstrijden tussen Leithen en AAS zijn bijna altijd spannend tot het eind. In het verleden werd het vaak 4-4 of won één van beide partijen met het kleinst mogelijke verschil. Dit keer zou het anders gaan: Leithen heeft toch gemiddeld 200 ELO-punten per bord meer? Appeltje-eitje toch?

De eerste uitslag die op het wedstrijdformulier ingevuld moest worden deed al vermoeden dat het wel eens raarder kon lopen dan iedereen dacht: Frans moest op bord 1 tegen een jeugdige en talentvolle invaller. Eerst was Frans wel blij met de gespeelde opening, maar toen bleek dat zijn tegenstander de scherpe variant van het Schots gambiet toch net iets beter kende dan hij ging het helemaal mis (0-1).

Door een halfje bij Gerard en een vol punt bij Alexandr stond het even later weer gelijk. Gerard had tegen Willem Hensbergen (de enige AAS met een hogere rating dan zijn tegenstander) lang het initiatief. Hij kwam een kwaliteit voor tegen twee pionnen, maar vergooide zijn winstkansen toen hij op weg naar een waarschijnlijk gewonnen eindspel met een verkeerde toren afruilde (½-1½).

Alexandr moest lang wachten: zijn tegenstander was vergeten dat hij moest spelen, maar om kwart voor negen schoof hij dan toch achter het bord. Al snel bleek dat Alexandr de finesses van de stelling in het middenspel beter doorgrondde. Er volgde materiaalwinst en de witte koning werd tenslotte van e1 naar a5 gejaagd waar hij mat gezet werd. ‘Leuk’, vond Alexandr, ‘nu eens niet iemand die twee zetten voor het mat opgeeft.’ (1½-1½).

Met onduidelijke stellingen op vrijwel alle borden kon het nog alle kanten op. Hier en daar werden remise-aanboden gedaan, maar juist vanwege de onzekere situatie werd overal doorgespeeld. In het geval van Jerry (die het remise-aanbod had gedaan) was dat spijtig want in een op het oog volkomen gelijke stand liet hij zich door Ben de Leur in de luren leggen: er resteerde een dame-eindspel met een pion minder dat door Ben bekwaam uitgeschoven werd. (1½-2½).

Ook bij Thomas leek er weinig méér in te zitten, maar toen zijn tegenstander alle stukken afruilde en dacht het eindspel met aan beide kanten zes pionnen te kunnen houden, had Thomas allang gezien dat het voor hem gewonnen was. (2½-2½).

Wat Wil en zijn tegenstander op het bord brachten leek volgens Ben de Leur eerder op halma dan op schaken. Alle pionnen op het bord houden en vervolgens met je eigen stukken achter de eigen linies wat heen en weer schuiven. Geen van beiden durfden ze een doorbraak te forceren, remise dus (3-3).

Nog twee partijen: Richard had al voortdurend het initiatief en een pion, maar moest wel alert blijven op een pionnenopmars op zijn koningsvleugel. Toen dat gevaar bezworen was en zijn tegenstander in het eindspel ook nog eens een paardvork over het hoofd zag was het over en uit. (4-3).

Ornett moest tenslotte voor het tweede matchpunt zorgen. Nadat hij (gelukkig maar!) remise had afgeslagen ging hij wat meer risico nemen: er volgde een kwaliteitsoffer met meer dan voldoende stellingscompensatie, zodat zijn tegenstander uiteindelijk genoodzaakt was de kwaliteit terug te geven. Er kwam een toreneindspel op het bord waarin Ornett een pion minder had, maar dat bleek bij lange na niet voldoende voor de winst. Remise en weer twee punten in de pocket: 4½-3½.

Jos